Personen die in een werkrelatie staan met een onderneming of organisatie en op de voorgeschreven manier een melding doen van een maatschappelijke misstanden of van schending van Unierecht, zijn beschermd tegen benadeling en tegen bedreiging met benadeling. Ook personen in de omgeving van deze melders, zoals de partner, familie of de directe collega’s, maar ook de adviseur van de melder en/of de vertrouwenspersoon integriteit tot wie hij zich wellicht heeft gewend, zijn beschermd tegen benadeling en tegen bedreiging met benadeling.
Voorbeelden van benadeling zijn ontslag, een boete, demotie, het onthouden van bevordering, een negatieve beoordeling, een schriftelijke berisping, overplaatsing naar een andere vestiging, discriminatie, intimidatie, pesterijen of uitsluiting en smaad of laster, maar ook schorsing.
In februari 2023 is de Wet bescherming klokkenluiders gewijzigd en met die wijziging is ook de bewijslast verschoven. Niet de melder of betrokkenen bij de melder moeten bewijzen dat ze zijn benadeeld en dat de melding die is gedaan daar mee te maken heeft. In plaats daarvan moet de onderneming of organisatie die de nadelige handeling neemt, wil nemen of dreigt te nemen, bewijzen dat dit niets met de melding te maken heeft.
De melder hoeft nu alleen te bewijzen dat hij is benadeeld en dat hij een melding heeft gedaan. Dat de benadeling het gevolg is van de melding wordt door de rechter aangenomen totdat het tegendeel bewezen is. Degene die de nadelige maatregel nam of een nadelige handeling deed, moet aantonen dat hij dat niet deed vanwege de melding, maar dat hij daar andere redenen voor had.
Als een werkgever een melder van een misstand dus wil schorsen, dan kan en moet hij dat alleen doen als hij dat niet doet om de werknemer te benadelen omdat hij de melding heeft gedaan. Het is belangrijk om een schorsing in dit geval dus heel goed voor te bereiden en bij voorbaat te motiveren aan degene die je gaat schorsen.